-adam -ussein

de vissen tussen je vezels de immerzachte streling van het water
nauwelijks haperend aan de tijding van een rottend herfstblad

alle richtingen geven aan dat alles vooruit gaat er bestaan geen files
als het erop aan komt om dood te gaan

de handen die je uit het water trekken kunnen nauwelijks een pen beroeren
een tak in het stof de schets van een ongekende kwadratuur wordt uitgewist
door de tot vervelens toe rondgehoste structuur van een band aan een al even verveelde
mercedes,

het portier linksachter valt straks uit de hengsels. één dode. niets meer, niets.

je zoekt je weg tussen de cellen door opperhuid lederhuid spier en zenuw je wortels
verliezen hun gevecht met het slib je hebt een orgasme – planten horen dat niet
te krijgen en toch –

je wordt terechtgesteld, ligt uit te drogen, weg te kwijnen van schaamte kon je wegkruipen
onder je eigen lichaam. kon je dat? een mens vraagt het zich wel eens af.

een landschap komt tot ontplooiing – je hebt een punt, je hebt een ander punt, je vergelijkt,
je ziet verandering en spreekt van ontwikkeling, je weet niet wat je zegt, als je maar
gesproken hebt, je houdt van zinvol,
voor de verandering

een tank rijdt voorbij, breekt een twijg, ja, die.

laat ik maar veronderstellen dat je dood bent, ja dank je, ik neem het wel over hier, foutloze handen
van metaal en rubber persen je lichaam samen roten en rijten het dat het een lieve lust is
eros en thanatos gaan zo mooi samen, er is iets vleselijks in het persen van dode dingen
en iets vreselijks ook, zoals de gedachte dat ze tot leven komen.

je was om kwijt te raken, zo ver heen. en toch
ik zag je vandaag, bij aankomst thuis na vijf dagen Venetië – het doet er niet toe en net daarom –
op het scherm, de geur van versgebakken frieten waren me al vooruitgesneld
op weg naar een maaltijd die ik per abuis correct zou verachten

om de nek van een man met vele doden op zijn naam. wie hem zo zag had het nooit
geweten dus wat doet het ertoe? je zou je nog een keer op hem wreken, innig, volstrekt.

toen ik het zag, had je het al gedaan, maar toch, je stond daar nog op het punt te en

hij was onschuldig aan je lot. er is geschiedenis geschreven. je hebt geen geweten.
het wordt je vergeven. tot nu. laat het niet vergeten zijn.

en nog iets. zonder lichaam waant ieder zich god en kan ieder een ander tot god wanen.

dit is poëzie.

tot zover de laatste overweging.

Reacties