Hoogstens per vergissing. Liefhebben.
“Ik durf je amper te vertellen, kameraad
hoezeer en tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
de poëzie, dat ik haar haat met hart en ziel.
En dat, als ik haar liefheb: hoogstens per vergissing.”
Luuk Gruwez, Aan een collega I
Hoe kun je iemand per vergissing liefhebben? Ik kan me hoegenaamd niet inbeelden dat ik of iemand anders over mijn liefde voor het dichten zegt: “Arne, dat had je nu eens niet moeten doen.” Hoewel, nu ik het zo zie staan moet ik toegeven dat het niet helemaal waar is. Poëzie schrijven doe je altijd tegen beter weten in. Gewoon, omdat je geen genoegen neemt met wat er is. Nou ja, gewoon. Omdat je je niet kunt neerleggen bij dat beter in beter weten.
Zijn dichters dan goedgelovige dwazen die geloven dat alles wat je niet weet beter is? Of is het dat we geloven dat er iets is dat beter is, maar dat we het nog niet weten? Beeld je eens in dat je dat als dichter vindt. Op een dag in een vers. Daar staat het dan. Opgeschreven. Netjes verwoord. Punt erachter (uiteraard) en klaar. Voor de rest van je leven.
Ik hoor het me enkele dagen na mijn ontdekking al zeggen. “Was dit het?” En nog voor ik het gepubliceerd heb, begin ik al aan een volgend gedicht. Want er moet toch meer zijn. God zijn in het diepst van je gedachten is verdomd vervelend. Niet omdat je het altijd beter kan weten, maar omdat je het nooit beter wil weten. Het is niet omdat je weet hoe je hart in elkaar steekt dat je kunt stoppen met ademen.
Waarom altijd meer? Wat is er mis met minder? Of wat met alles wat er is, al het moois het lelijks, daar raak je zelfs – of nee, zeker – als dichter van z’n leven niet over uitverteld. Wedden?
“Dichters wedden niet. Toch niet om futiliteiten”, mopper je. Nee, dat zal dan wel niet. Maar ze spelen evenmin op zeker. Hoogstens per vergissing liefhebben moet zowat de onhandigste manier zijn om dit te ontkennen. Komt net voor “als we van één ding zeker zijn, dan is het de onzekerheid”.
Aan cirkeltjes heeft een mens niets. Dat moet een dichter toch weten. Een mens wordt geboren en gaat dood. Linea. Over dat recta valt nog te discussiëren. Net die breuk maakt ons leven waardevol. Achter cirkelredeneringen kun je geen punt zetten. Het is de goedkoopste manier om de eindigheid een hak te zetten. Een schijnvertoning om een eeuwigheid mee te gaan.
Het is bijna een misdaad, valsheid in geschrifte. Een bewuste zonde, minstens per vergissing, of moet dat hoogstens zijn?
Dichters hebben er een hekel aan als hun woorden verdraaid worden. Alles wat je zegt kan tegen je gebruikt worden. Niet voor een dichter. De dichterlijke vrijheid kent geen grenzen. Ze verkent ze. Een wereld van verschil. Dat uitzonderlijke recht krijg je niet om mensen te bedotten, om ze aan het lijntje te houden en in rondjes te laten lopen.
Toch bewonder ik de moed van deze dichter. Hij ontkent staalhard om uiteindelijk toch ontmaskerd te worden. Maar zelfs met zijn bekentenis kun je geen kant op. Hoogstens per vergissing liefhebben. Is het belachelijke pathetiek? Of ongekende nederigheid? Wie zal aan deze schertsvertoning een einde maken? Wie trekt er aan het kortste eind?
Juist ja. En uiteraard, hoogstens per vergissing. Of wat had je gedacht.
Mocht ik niet beter weten, ik zou zeggen dat die verzen pure magie zijn. Mocht ik niet beter weten natuurlijk.
hoezeer en tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
de poëzie, dat ik haar haat met hart en ziel.
En dat, als ik haar liefheb: hoogstens per vergissing.”
Luuk Gruwez, Aan een collega I
Hoe kun je iemand per vergissing liefhebben? Ik kan me hoegenaamd niet inbeelden dat ik of iemand anders over mijn liefde voor het dichten zegt: “Arne, dat had je nu eens niet moeten doen.” Hoewel, nu ik het zo zie staan moet ik toegeven dat het niet helemaal waar is. Poëzie schrijven doe je altijd tegen beter weten in. Gewoon, omdat je geen genoegen neemt met wat er is. Nou ja, gewoon. Omdat je je niet kunt neerleggen bij dat beter in beter weten.
Zijn dichters dan goedgelovige dwazen die geloven dat alles wat je niet weet beter is? Of is het dat we geloven dat er iets is dat beter is, maar dat we het nog niet weten? Beeld je eens in dat je dat als dichter vindt. Op een dag in een vers. Daar staat het dan. Opgeschreven. Netjes verwoord. Punt erachter (uiteraard) en klaar. Voor de rest van je leven.
Ik hoor het me enkele dagen na mijn ontdekking al zeggen. “Was dit het?” En nog voor ik het gepubliceerd heb, begin ik al aan een volgend gedicht. Want er moet toch meer zijn. God zijn in het diepst van je gedachten is verdomd vervelend. Niet omdat je het altijd beter kan weten, maar omdat je het nooit beter wil weten. Het is niet omdat je weet hoe je hart in elkaar steekt dat je kunt stoppen met ademen.
Waarom altijd meer? Wat is er mis met minder? Of wat met alles wat er is, al het moois het lelijks, daar raak je zelfs – of nee, zeker – als dichter van z’n leven niet over uitverteld. Wedden?
“Dichters wedden niet. Toch niet om futiliteiten”, mopper je. Nee, dat zal dan wel niet. Maar ze spelen evenmin op zeker. Hoogstens per vergissing liefhebben moet zowat de onhandigste manier zijn om dit te ontkennen. Komt net voor “als we van één ding zeker zijn, dan is het de onzekerheid”.
Aan cirkeltjes heeft een mens niets. Dat moet een dichter toch weten. Een mens wordt geboren en gaat dood. Linea. Over dat recta valt nog te discussiëren. Net die breuk maakt ons leven waardevol. Achter cirkelredeneringen kun je geen punt zetten. Het is de goedkoopste manier om de eindigheid een hak te zetten. Een schijnvertoning om een eeuwigheid mee te gaan.
Het is bijna een misdaad, valsheid in geschrifte. Een bewuste zonde, minstens per vergissing, of moet dat hoogstens zijn?
Dichters hebben er een hekel aan als hun woorden verdraaid worden. Alles wat je zegt kan tegen je gebruikt worden. Niet voor een dichter. De dichterlijke vrijheid kent geen grenzen. Ze verkent ze. Een wereld van verschil. Dat uitzonderlijke recht krijg je niet om mensen te bedotten, om ze aan het lijntje te houden en in rondjes te laten lopen.
Toch bewonder ik de moed van deze dichter. Hij ontkent staalhard om uiteindelijk toch ontmaskerd te worden. Maar zelfs met zijn bekentenis kun je geen kant op. Hoogstens per vergissing liefhebben. Is het belachelijke pathetiek? Of ongekende nederigheid? Wie zal aan deze schertsvertoning een einde maken? Wie trekt er aan het kortste eind?
Juist ja. En uiteraard, hoogstens per vergissing. Of wat had je gedacht.
Mocht ik niet beter weten, ik zou zeggen dat die verzen pure magie zijn. Mocht ik niet beter weten natuurlijk.
Reacties
Een reactie posten