Anima aeterna
De onderkant van een stoeptegel
De onbeschadigde wand aan de linkerkamer van je hart, een rand
Die per toeval in het midden van een vlak is aanbeland
De potloodpunt, voor hoe lang nog verborgen, in het houten hulsje in je hand
De naad van een boek aan de binnenkant van de band, de binnenband
In het wiel van de fiets waarmee je rijdt over de dijk naast het strand, het zand
Onder de golfbreker, voorlopig nog
In het wiel van de fiets waarmee je rijdt over de dijk naast het strand, het zand
Onder de golfbreker, voorlopig nog
De onbeschadigde wand aan de linkerkamer van je hart, een rand
Die per toeval in het midden van een vlak is aanbeland
De potloodpunt, voor hoe lang nog verborgen, in het houten hulsje in je hand
Het kant, dat edele verband, dat lang voordien
Geklost, alles verwant,
En pas opnieuw verschijnt
Wanneer wat is ternauwernood vervliegt verdwijnt verdampt.
Reacties
Een reactie posten