Wanneer er van wind
nog lang geen sprake is
men ademt wat
zoals gewoonlijk
geen wolken
in de verste verten
te bekennen zijn
wanneer het enige
wat hier druppelt
zweet is dat parelt
op het voorhoofd
van toevallige voorbijgangers
en dat wat nog het dichtst
in de buurt komt
van donder het klapperen
van de vleugelslagen is
van opvliegende duiven
ben ik al lang doorweekt
en murw, gebroken.

En wanneer dan
aan het eind
het alsnog
begint te regenen
en iedereen gaat schuilen
nu de wind echt
als een bezetene tekeer gaat
ben ik de enige
die het plein op gaat
om op een bankje
de krant te zitten lezen
alsof er niets aan de hand is
alsof het allemaal nog moet komen
alsof het allemaal al lang voorbij is.

Reacties