De mooiste openingszin uit de Nederlandstalige literatuur komt uit?

Boven is het stil van Gerbrand Bakker. Dat is toch wat ik heb ingevuld op de website van Radio 1. Daar zijn ze naar aanleiding van ZoGezegdInGent, het openingsevenement van de Literaire Lente, op zoek naar de mooiste openingszin van de Nederlandstalige literatuur. Mijn keuze?

"Ik heb vader naar boven gedaan"


Met die woorden begint het romandebuut van Bakker dat vorig jaar verschenen is bij uitgeverij Cossee. Boven is het stil vertelt het verhaal van Helmer vanaf het moment dat die zijn oude vader zowat letterlijk opbergt op zolder. Het is het begin van een merkwaardige coup.

Helmer heeft de boerderij al tientallen jaren geleden van z'n vader overgenomen, maar hij is er nooit in geslaagd om het leven om en rond de boerderij te beheersen. Al die jaren ging hij gebukt onder de tragische dood van zijn tweelingsbroer. Die was duidelijk de favoriet van zijn vader en hij was voorbestemd om de boerderij over te nemen. Helmer was te licht voor dat soort werk. Die zat liever met zijn neus in de boeken. Logisch dus dat hij Nederlands ging studeren aan de universiteit. Henk zou de boerderij wel runnen. Maar het noodlot heeft er anders over beslist.

Helmer heeft de terugkeer van de stad naar het verweesde platteland nooit goed kunnen verteren. De uitgestrekte polders, de dood van zijn moeder en de allesbehalve hartelijke relatie met zijn vader maken van het zo rustgevende landschap een uitgestrekte cel waarin eenzaamheid vaak pijnlijk mooie en poëtische vormen aanneemt.

Maar nu doet Helmer zijn vader naar boven. Het is tijd om schoon schip te maken. Hoezeer Helmer ook zijn best doet, hij slaagt er maar niet in om de hiërarchie te doorbreken. Zijn vader blijft een diepgaande invloed uitoefenen op zijn leven. Wat een geforceerd opstapje naar de verlossende dood moest worden, is een voorproefje van watde beproeving die Helmer na de dood van zijn vader te wachten zal staan. Want doet het ertoe of zijn vader nog leeft, dat hij al dan niet lichamelijk in dit huis aanwezig is? Nee.

Helmer wordt genadeloos geconfronteerd met de banaliteit van zijn handeling, die op zijn beurt symbool staat voor hoe onbeduidend zijn leven geweest is. Jarenlang heeft hij zich gekwijt van zijn taak als boer, zonder veel bezieling. Waarom? God mag het weten. Omdat het hoorde? Maar waartoe heeft het geleid? Alle boeren uit de streek geven er immers de brui aan. Of ze gaan gewoon dood. En eigenlijk zou hij zijn weilanden ook beter overdragen aan Rijkswaterstaat.

Het lijkt wel of alles hier vacuüm is, zo leeg, zo lusteloos en zo nietszeggend is de wereld van Helmer. Je moet er haast cynisch worden. Bakker niet. Hij doet net het omgekeerde en legt opnieuw de schoonheid bloot van alle banale, bijna belachelijke handelingen uit het leven van Helmer. Ieder geluid, iedere kleur, iedere beweging, iedere gedachte krijgt voorzichtig een soortelijk gewicht, wordt gecomponeerd tot een trage, maar loepzuivere symfonie waarin de stilte de rol van het orkest overneemt en alle andere elementen naar voren treden als uitmuntende solisten. Zo bombastisch als het Duitse Weltschmerz klinkt, zo broos en verkwikkend zuiver is de tristesse van het leven van Helmer.

Bakker schrijft met een tederheid die gerust een synoniem is voor troost. Want de manier waarop Helmer zijn vader naar boven doet heeft tegelijk ook iets teders, zoals een vader zijn zoontje naar boven draagt om hem onder te stoppen. Het is een piëta, maar zachter, brozer dan het marmer van Michelangelo. Zaligmakend ook, al was het maar door zijn eenvoud.

"Ik heb vader naar boven gedaan" is een opmaat waarin iets klinkt dat ik nog maar zelden gehoord heb in de Nederlandse literatuur.

Reacties