[Kritiek - Kunst-en Cultuurkritiek] De ondraaglijke lichtheid van het kunstjournalistieke bestaan: 5. complexe stilte of ruis?

Zoals ik het hier voorstel, lijkt het alsof de journalistiek niet kan tippen aan de kunst. De kunst lijkt vrijer dan of superieur aan de journalistiek. Zo gesteld staan journalistiek en kunst volledig los van elkaar. De journalistieke activiteit op het gebied van de kunsten kan dan probleemloos gereduceerd worden tot een soort simplistische dweperij of ijl gebral en gebeuzel. Journalistiek over echte kunst, over de kern van de zaak, is onmogelijk en zal altijd in gebreke blijven.

Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, denken vele critici en kunstjournalisten dan, want door die gebreken en tekortkomingen van de journalistiek tegenover de kunst aan te stippen en ze te belichten, komt de eigenheid van de kunst vanzelf naar boven en krijgen we goede kunstjournalistiek. Een bedenkelijke redenering, die noch de journalistiek, noch de kunst ten goede komt.

Het is goedkoop en erg verleidelijk om betekenisvol zwijgen voor je kar te spannen en er journalistieke hiaten mee te bedekken. Dat leidt tot journalistieke luiheid, tot een afkeer van de kunst voor de journalistiek en in veel gevallen ook tot een afkeer voor de media in het algemeen.

Kunst en journalistiek hebben weldegelijk hun eigen manier om de realiteit aan te pakken. Ik zal de laatste zijn om dat te onkennen. Journalistiek zal dan ook tekort schieten als middel om de inhoud waar kunst naar streeft te bevatten. Maar journalistiek is geen kunst en hoeft ook geen kunst te zijn. Bepaalde inhouden komen inderdaad niet in aanmerking voor de journalistieke regels.

Journalistiek kan ons wel inzicht verschaffen in de kunst, net zoals de kunstwetenschapper dat op zijn manier kan. Ze kan de kunstenaar beschrijven, zijn werkwijze, zijn ideeën. Ze kan zijn uitspraken noteren en tegen het licht houden. Ze kan zijn werk kritisch benaderen in relatie tot zijn uitspraken, in relatie tot vorig werk of werk van anderen. Dat is moeilijk, maar niet onmogelijk. De kunstjournalistiek mag dan ook geen enkel moment nalaten om grondig te werk te gaan, noch haar ethiek en kwaliteit verloochenen.

Journalistiek zal kunst ook nooit helemaal kunnen doorgronden omdat kunst zichzelf al niet doorgrondt. Daarom is kunst overigens ook nog steeds wat ze is. Maar ik ben ervan overtuigd dat een journalist wel in staat is de kunstenaar te doorgronden, met alle middelen die hem daarvoor ter beschikking staan.

Ik ben er evenzeer van overtuigd dat een gesprek tussen journalist en kunstenaar niet a priori tot stiltes moet leiden, noch tot allesblokkerende conflicten. Integendeel, de conflicten zouden tot meer gespreksstof moeten leiden en uitgebuit moeten worden door de interviewer, de journalist. Pas als die zich volledig van zijn journalistieke taak gekweten heeft, zullen de overgebleven stiltes en de verzwegen zaken betekenisvol zijn. In alle andere gevallen zijn die stiltes laakbaar, want getuigend van nalatigheid en een gebrek om allert op de antwoorden van de kunstenaar in te spelen. In alle andere gevallen zijn ze ook onbestaande, want ze gaan verloren tussen de ruis van alles wat er aan weinigbetekenends rond hangt.

(eerder gepubliceerd in Rekto:verso, augustus 2004)

Posted by Arne S. to Kritiek - Kunst-en Cultuurkritiek at 3/22/2006 11:27:57 AM

Reacties