bloggen als toppunt van vruchtbaar nihilisme
Bloggen is een volmaakte vorm van nihilisme, dat is toch wat de Nederlandse internetactivist en mediatheoreticus Geert Lovink beweert in zijn essay "Blogging The Nihilist Impulse". Maar vergis je niet, ook al omschrijft hij de doorsnee-blogger als een typische, hedendaagse cynist, Lovink is geen cultuurpessimist. Hoe dat kan?
Als de spiegel explodeert
Lovinks essay begint onheilspellend. De explosie van weblogs, de groeiende groep 'confessors' en de bijbehorende overweldigende massa redundante informatie, zijn bepaald intimiderend geworden. Zeker voor iemand die nog niet vertrouwd is met het web lijkt het onbegonnen werk om in dit ongestructureerde en onbeheersbare universum je weg te zoeken.
Zolang je gelooft dat je scherm een tweedimensionele spiegel is, is er niets aan de hand. Het gaat pas fout wanneer je er achterkomt wat voor een uitgestrekt informatieuniversum er achter die spiegel ligt. En o wee wanneer je beseft hoe verloren en afhankelijk je bent van anderen wanneer je je weg wilt banen in die schier eindeloze blogosphere. Help, ik verdrink?
Het internet door de bril van een doemdenker, Lovink weet wat het is. De bovenstaande situaties uit de inleiding van Lovinks essay zijn zo herkenbaar dat je als lezer al snel harder zit te knikken dan zo'n dashbordhondje met een losgeslagen nek.
Van Robin Hood naar net cynicism
Dat gevoel van onbehagen dat gepaard gaat met het besef van die enorme informatiechaois is volgens Lovink het gevolg van internetcynisme. Interwat? Internetcynisme, een diepgewortelde ontgoocheling in het medium, waar men ondanks alles toch mee verder gaat omdat er geen ontkomen meer aan is. Een mens vraagt zich af hoe het zover is kunnen komen.
Op het einde van de vorige eeuw had internet de status van Robin Hood. Dankzij het nieuwe medium zouden we het motto "power to the people" voor het eerst echt kunnen realiseren. Want, zo luidde de redenering, het internet zou de massa onafhankelijk maken van de mainstream media. Informatie zou vrij beschikbaar zijn en geen enkele censuur of regulator zou de stroom nog tot stilstand kunnen brengen. Bestaande sociale systemen zouden overhoop gegooid worden en het leven zou een stuk eenvoudiger worden. Kortom, internet zou onze levens grondig veranderen.
Maar nog voor het einde van de twintigste eeuw bleken de mogelijkheden van dit nieuwe medium lang niet zo onbeperkt als eerst gedacht. Tussen droom en daad zaten - en zitten nog steeds - hard- en softwareproblemen, een gebrek aan kennis en structuur én een tekort aan bescherming en opleiding in de weg.
De opkomst van blogs en de democratisering van het internet hebben ons in theorie onafhankelijker gemaakt van de mainstream-media, maar het valt op dat het gros van de internetgebruikers daarentegen afhankelijk is geworden van nieuwe tussenpersonen of mediatoren. Ik heb het dan over moguls als Microsoft en Google. Het is hun software die het ons gemakkelijk moet maken om het internet te gebruiken. Dat is niets anders dan zeggen dat het hun software is die ons helpt om dat enorme potentieel aan informatie op een doeltreffende manier te ontsluiten. Het geheim? Zuivere wiskunde, algoritmes met de schoonheid van een bach-cantate. Maar zijn die systemen wel zo objectief als Google en Microsoft ons laten doen geloven? Zelf probeer ik af en toe wat te programmeren en ik vind het zowel intrigerend als griezelig om te zien hoe sommige geeks in een handomdraai kunnen manipuleren wat ik te zien krijg. Ze maken mijn leven een eenvoudiger, maar ze doen het in een taal die ik nauwelijks begrijp en op een manier die allesbehalve doorzichtig is.
Het valt ook op dat we het internet vaak gebruiken om de webstek van de klassieke mainstream-media te raadplegen. Nieuws nodig? Eerst surfen naar de sites van de nieuws-zenders, de kranten, gekende tijdschriften. En als er tijd over is nog snel eens iets uit het buitenland lezen. Nieuw? Nou ja, 't hangt er maar van af hoe je het bekijkt. Uiteindelijk kun je in die omstandigheden nog moeilijk spreken van een bevrijdende mediarevolutie. Stilaan wordt het dan ook duidelijk dat het internet zijn beloftes van ontvoogding en vrijheid niet heeft kunnen waarmaken. Daar is het volgens Lovink voor afgestraft, met je reinste "net cynicism" tot gevolg:
Hoe valt dat cynisme te rijmen met het hele web 2.0-gebeuren, met het idee dat de inhoud van het internet geleverd wordt door de gebruikers, door u en ik dus? Als we de web 2.0-profeten mogen geloven worden wij - de eindgebruikers - stilaan de voornaamste spelers. Vandaar dat Time Magazine in deze golf van user-generated content sites "YOU" heeft uitgeroepen tot Mens van het Jaar. Jij en ik zijn het die volgens Time betekenis geven aan dat grote onpersoonlijke web. Wij geven het met onze content, onze foto's, muziek, teksten, films, een doel, een reden van bestaan, zo lijkt het. "Dat is toch mooi?", hoor ik u denken. Waar zeurt Lovink dan over?
Een cynist is een bet(er)weter
Lovink zeurt niet. Eenvoudigweg omdat hij cynisme niet beschouwt als iets negatiefs. Een cynicus bij Lovink is - kort samengevat - iemand die beseft dat alles wat we hier hebben en claimen gebaseerd is op een constructie die relatief is. Alles wat we zien, is altijd gekleurd en daar kunnen we niet onderuit. De cynicus is zich daar pijnlijk goed van bewust. Voor zijn interpretatie van het cynisme baseert Lovink zich op de geschriften van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk. Lovink spreekt bij monde van Sloterdijk over "enlightened with false consciousness". De cynicus beseft waar hij mee bezig is, maar weet net zogoed dat het hem aan de middelen ontbreekt om zich daartegen te verzetten. De realiteit is onontkoombaar en dwingt hem om verder te prutsen met wat hij ter beschikking heeft. Objectiviteit is een fictie, en we zullen nooit kunnen ontsnappen aan de fictie van ons eigen leven.
Alles van waarde
Objectiviteit mag voor de cynicus een fictie zijn, maar het was het postmodernisme dat aan het einde van de vorige eeuw de absolute waarheid definitief failliet heeft verklaard. Waarheden zijn relatief geworden. Ze gelden enkel in een bepaalde context. Die uitgangspositie betekent een enorme vrijheid, want niemand die je nog kan voorschrijven hoe je zin moet geven aan je leven. Geen godsdienstsprookjes meer. "L'homme doit créer sa propre essence", aldus J.P. Sartre, grondlegger van het existentialisme.
Die vrijheid gaat voor veel mensen gepaard met een gigantische angstreflex. Als de waarheid vogelvrij verklaard is, moet dat leiden tot wetteloosheid, chaos en vernietiging. Iets theoretischer geformuleerd: als alles een relatieve constructie is, dan heb je geen argumenten meer om een waarheid te staven of te verwerpen, meer nog, het begrip waarheid is volstrekt zinloos geworden. Zo zet je meteen de deur open voor een complete devaluatie van iedere vorm van betekenis. Betekenis is gestoeld op referenties, verwijzingen, op een wederzijds herkenbaar verschil. Betekenis ontstaat in een kader, bestaat enkel bij gratie van afspraken, of - bij gratie van iets wat je jezelf wijsmaakt. Als je bedenkt dat cultuur net het geven van betekenis is, het maken van een fijnmazige structuur van afspraken, dan begrijp je ook waar die angst voor het volledige verval vandaan komt. Alles van waarde is weerloos? Daar zeg je wat.
Speel, en je zal gezond worden
Maar we moeten niet wanhopen.
Het is een beetje als met nieuwjaar vieren. Eens je beseft dat het louter een afspraak is van een groep mensen om net op dat ogenblik een nieuw jaar te laten beginnen, kun je evengoed nieuwjaar afschaffen. Want waarom niet nieuwjaar vieren op 21 maart, bij het begin van de lente? Niemand die je tegenhoudt. Het is dit besef dat je, zoals Virno het zo mooi verwoordt, brutaal terugwerpt op jezelf. En het enige wat je dan nog kunt doen, is spelen in de allergrootste vrijheid.
Een dialoog met je eigen echo
Hoe zit het dan met de bloggers? Welke rol spelen zij in dat radicaal nieuwe vrijheidsverhaal dat werd ingeluid door het postmodernisme? Bloggen is een poging om jezelf gestalte te geven buiten jezelf om. Je wil, in die grote vrije wereld opnieuw een rol van betekenis spelen. Wie blogt, bouwt zijn eigen betekeniswereld op door als het ware een gesprek aan te gaan met je echo. Je schrijft je eigen gevoelens en ervaringen achterna en creëert zo een narcistische betekeniswereld waarvan je hoopt dat een ander er zich in herkent en er al dan niet in thuis voelt. Mensen scheppen er plezier in om zich te nestelen in andere netwerkjes, om al dan niet peer-netwerken uit te bouwen. Dat zijn losse sociale demografieën die ontstaan doordat je mensen vindt die met dezelfde dingen bezig zijn als jou en wiens sites je aanbeveelt aan vrienden door middel van links of andere speciale peersites als Digg. Hoe meer lezers en links, hoe groter je ego, hoe groter je ik dankzij het netwerk "wij".
Het ontstaan van die netwerken gebeurt ogenschijnlijk op een natuurlijke manier. Web 2.0, dat volledig ingevuld is met gebruikersecho's zou in theorie volledig zelfregulerend moeten zijn. Jij bepaalt als gebruiker immers zelf welke content je leuk vindt en naar wie je wilt linken. Anders gezegd: jij bepaalt zelf wiens internetego je groter maakt en wie niet, aan wie je betekenis toekent en aan wie niet.
Lovink verwijst in zijn essay Wikipedia, een project dat uitgaat van de premisse dat gebruikers wel degelijk in staat zijn om betekenisvolle en dus ook waardevolle informatie te organiseren in een encyclopedisch netwerk. Iedereen kan weten en bekwaam selecteren, dus iedereen is een potentiële medewerker. De ontwerpers van de internetencyclopedie gaan er prat op dat het systeem zelfregulerend is. Gebruikers kunnen artikels van andere gebruikers ammenderen en zo de integriteit van een gebruiker bepalen. Gooit iemand te veel rotzooi op de site, dan wordt mag die een titel van expert wel vergeten en wordt die persoon uit het netwerk geweerd.
Niet voor doetjes
Of het systeem ook menslievend is, valt te betwijfelen. Iemand die op wikipedia - of in eender welk ander (peer-)netwerk - voortdurend de grootste onzin verkoopt, wordt op den duur genadeloos bedolven onder de eindeloze tsunami van nieuwe informatie die het web overspoelt. Of neem nu dat je door omstandigheden je site niet regelmatig meer kunt bijhouden. Referenties verdwijnen, de bezoekersaantallen gaan achteruit, je google-ranking daalt en in geen tijd ben je opnieuw een nobody. Als je niet oplet wordt je zorgvuldig georganiseerde tekensysteem platgewalst en vermalen onder een geweldige massa van andere tekens.
Die kwetsbaarheid van het individu is meteen ook zijn sterkte. De blogosfeer - en bij uitbreiding het hele internet - is een universum waar alles kan gepubliceerd worden op eender welk moment. Een groot deel daarvan wordt bovendien ook voor lange tijd gearchiveerd. Dat maakt het moeilijk om eenzijdig autoriteit te claimen, om één waarheid voorstellen als als dé waarheid. Zoiets impliceert dat je een andere visie onmogelijk acht en dat je het onmogelijk maakt voor anderen om een andere mening te uiten of om ergens een andere betekenis aan toe te kennen. Dankzij de omvang van de blogosphere is zoiets nagenoeg uitgesloten. Je vindt altijd ergens wel het bewijs van het tegendeel.
Het lijkt positief, maar toch heeft het iets pervers. Bloggers houden een aan het desastreuze grenzende vorm van vrijheid in stand. Tegelijkertijd zijn zij het ook die onophoudelijk een niet te overziene berg betekenisafval creëren waar zelfs de meest optimistische voorvechter van gesorteerde afvalophaling een depressie aan overhoudt. Bovendien zijn we voor het gebruik van het internet opnieuw afhankelijk geworden van andere autoriteiten en proberen we steevast te achterhalen hoe we ons internetego kunnen beschermen tegen die gigantische golf informatie.
Bloggers, strandjutters en narren
Het bloggeruniversum zoals het hier beschreven staat, vertoont gelijkenissen met het mensbeeld van de Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans. Die zag de mens als een strandjutter, als iemand die de vloedlijn afschuimt om lukraak aangespoelde herinneringen en andere zaken te sprokkelen. Die schikken we dan naar eigen goeddunken en volgens een volstrekt ridicuul systeem in het museum van ons geheugen. De ontieglijke complexiteit van al die schijnbaar willekeurige systemen is voor Hermans onoverkomelijk. Zijn mens was dan ook een nietige prutser, iemand die telkens moest zien te overleven in een wereld die meer weg had van een eindeloze maskerade dan van een plek waar ongekende mogelijkheden in het verschiet lagen. Hermans nam zijn toevlucht tot een met ironie doorspekte vorm van cynisme. Het was het enige alternatief om - behalve stompzinnig - niet gek te worden en ten onder te gaan aan de verwoestend vitalistische kracht van de chaos. Alsof de wereld ontstaan is uit de bulderlach van een nar.
Een kanker waar je vrolijk van wordt?
Ook bloggen heeft iets decadents. Het fenomeen lijkt op kanker, een vorm van ongecontroleerde celgroei die het organisme waarin die celgroei zich voordoet doodt. De kanker is op de keeper beschouwd een vorm van leven, onbegrensd en wild. Haar desastreuze kracht bevestigt tegelijkertijd het sublieme evenwicht van ons hele organisme. Vanuit die redenering zou je kanker op een bijna perverse manier kunnen toejuichen.
Vraagt Lovink domweg om het nihilistische fenomeen van de blogosphere zomaar toe te juichen? Neen. Waar Lovink voor pleit, is dat we het verschijnsel vanuit cultuurfilosofisch hoek naar waarde schatten, dat we het integreren in een groter verhaal waarmee we zowel de blogosphere als het moderne cynisme en nihilisme kunnen duiden. Hebben we dat eenmaal goed begrepen, dan wordt het gemakkelijker om na te gaan welke voordelen, welke waarde en welke inzichten we nog kunnen ontdekken in de weerschijn van het schijnbaar massieve en onontwarbare Niets waar de blogosphere voor staat.
The Unreasonable Lightness of Being
Concrete antwoorden voor die uitdaging heeft Lovink nog niet, maar hij laat niet na om aan het einde van zijn stuk een merkwaardige suggestie te doen:
Met die uitspraak zit Lovink op één lijn met discours van de Franse filosoof Michel Foucault. In zijn ietwat tendentieuze werk over de waanzin "Folie et déraison: Historie de la folie à l'âge classique" heeft Foucault het namelijk over Unreason. Die Unreason is "Reason dazzled", reason, verblind door onze ervaring, door onze vooroordelen, onze voor- en veronderstellingen:
De manier waarop Foucault die Unreason beschrijft, doet denken aan "the unlinkable" bij Lovink. Unreason - dat wat nog niet beredeneerd werd - is het voortdurend terugdeinzen. Op het moment dat je het ziet, op het moment dat je het kunt aanschouwen, is het domein van de rede uitgebreid, maar is de Unreason alweer verder opgeschoven. Het is een domein dat ons afschrikt en tegelijkertijd intrigeert. Zo zijn Vlaamse politici tegenwoordig geobsedeerd door creativiteit. Iets wat zij vereenzelvigen met de gedachte dat we ruimte moeten creëren voor mensen die als pioniers een deeltje van de Unreason veroveren. Want zij hebben de toekomst in pacht. Zij zijn de doorsnee mens een stap voor. "Does truthness lie in the unlinkable?". Daar lijkt het toch op.
Onredelijke waanzin of genialiteit?
Dat Unreason-pioniers een beschermd statuut genieten, is niet vanzelfsprekend. Foucault beschrijft in zijn boek nauwkeurig hoe mensen vanaf de Middeleeuwen uit de samenleving werden geweerd als ze onredelijke dingen uitkraamden. Je werd voor gek versleten, genegeerd, verbannen, geïnterneerd of in het ergste geval gedood. Maar ondanks alles blijft die Unreason zich manifesteren. Al is het maar in het besef van de schertsvertoning die we kennen als de ondraaglijke lichtheid van ons bestaan.
Wat de Unreason is voor Foucault is het cynisme voor Lovink en Virno. Onze rede voert haar meest vernuftige kunstjes op en wordt tegelijkertijd ontmaskerd waar we bijstaan. Hoe moeten we met dit monster omgaan dat net aan de menselijke rede ontsproten is? Is er een alternatief voor het cynisme en nihilisme dat de blogosfeer vertegenwoordigt?
Doe jezelf een lol, blog voor je sterft
Misschien ligt het antwoord in een nieuw soort speels pragmatisme. Niets verplicht ons om daarbij de rede overboord te gooien. We kunnen rustig betekenisvolle structuren blijven opbouwen, ze doelbewust hanteren en bewonen. En waarom ook niet de vernuftige structuur of de eenvoud van die rede-werelden als waarde gebruiken om een waarheid als dominant naar voren te schuiven? Waarom niet de retoriek en de logica blijven hanteren om iets te realiseren? Het kan, zolang er maar ruimte is voor spielerei, voor absoluut vrijblijvend gefreewheel.
Anders dan bij het cynisme ben je als speels pragmaticus niet geobsedeerd door de gedachte dat je als mens gedoemd bent om te falen. Leven is geen last meer, geen sysifus-marteling, geen voortdurende reïncarnatie van de eeuwige mislukking. Het blijft een eeuwige mislukking blijft omdat we sterven, maar het de spelende pragmaticus weet dat het belangrijkste de dingen zijn die we realiseren op weg naar de voltrekking van die mislukking. Meer nog, het is de weg die we beschrijven met ons bestaan die het belangrijkste is. En de zin voor het spelen laat ons toe om het ingesleten karrespoor van de cynische rede te verlaten en van het pad af te wijken. De nieuwe pragmaticus houdt zijn blik niet gericht op dat ene eindpunt, maar kijkt hedonistisch om zich heen, en weet nieuwe zaken te ontdekken en te waarderen.
Dreigt bij al dat spelen dan niet het gevaar dat we vervallen in een betekenisloze en waardeloze wereld, zonder cultuur en zonder ethiek? Dat kan. Wil je die mogelijkheid uitsluiten, dan kom je al snel in een wereld terecht waar rigide structuren en denkpatronen het hoogste goed zijn en in onredelijke mate worden verdedigd. Dergelijke regimes hebben bijna altijd geleid tot een spectaculaire vooruitgang om vervolgens uit te monden in enorme gruwel. Vandaar dat het belangrijk is om een speelruimte te vrijwaren. De impact van die ruimte is niet vrijblijvend. Ze moet kunnen wegen op de bestaande opvattingen en structuren zonder zelf allesoverheersend te worden. En voorlopig lijkt het erop dat de blogosphere en het internet deze speelruimte voor de nieuwe homo ludens al bij al nog goed vrijwaren.
info:
Geert Lovink: Blogging, the nihilist impulse
Paulo Virno: A Grammar of Multitude
Michel Foucault: Madness and Civilisation
State of the blogosphere
Digg.com
Als de spiegel explodeert
Lovinks essay begint onheilspellend. De explosie van weblogs, de groeiende groep 'confessors' en de bijbehorende overweldigende massa redundante informatie, zijn bepaald intimiderend geworden. Zeker voor iemand die nog niet vertrouwd is met het web lijkt het onbegonnen werk om in dit ongestructureerde en onbeheersbare universum je weg te zoeken.
Zolang je gelooft dat je scherm een tweedimensionele spiegel is, is er niets aan de hand. Het gaat pas fout wanneer je er achterkomt wat voor een uitgestrekt informatieuniversum er achter die spiegel ligt. En o wee wanneer je beseft hoe verloren en afhankelijk je bent van anderen wanneer je je weg wilt banen in die schier eindeloze blogosphere. Help, ik verdrink?
Het internet door de bril van een doemdenker, Lovink weet wat het is. De bovenstaande situaties uit de inleiding van Lovinks essay zijn zo herkenbaar dat je als lezer al snel harder zit te knikken dan zo'n dashbordhondje met een losgeslagen nek.
Van Robin Hood naar net cynicism
Dat gevoel van onbehagen dat gepaard gaat met het besef van die enorme informatiechaois is volgens Lovink het gevolg van internetcynisme. Interwat? Internetcynisme, een diepgewortelde ontgoocheling in het medium, waar men ondanks alles toch mee verder gaat omdat er geen ontkomen meer aan is. Een mens vraagt zich af hoe het zover is kunnen komen.
Op het einde van de vorige eeuw had internet de status van Robin Hood. Dankzij het nieuwe medium zouden we het motto "power to the people" voor het eerst echt kunnen realiseren. Want, zo luidde de redenering, het internet zou de massa onafhankelijk maken van de mainstream media. Informatie zou vrij beschikbaar zijn en geen enkele censuur of regulator zou de stroom nog tot stilstand kunnen brengen. Bestaande sociale systemen zouden overhoop gegooid worden en het leven zou een stuk eenvoudiger worden. Kortom, internet zou onze levens grondig veranderen.
Maar nog voor het einde van de twintigste eeuw bleken de mogelijkheden van dit nieuwe medium lang niet zo onbeperkt als eerst gedacht. Tussen droom en daad zaten - en zitten nog steeds - hard- en softwareproblemen, een gebrek aan kennis en structuur én een tekort aan bescherming en opleiding in de weg.
De opkomst van blogs en de democratisering van het internet hebben ons in theorie onafhankelijker gemaakt van de mainstream-media, maar het valt op dat het gros van de internetgebruikers daarentegen afhankelijk is geworden van nieuwe tussenpersonen of mediatoren. Ik heb het dan over moguls als Microsoft en Google. Het is hun software die het ons gemakkelijk moet maken om het internet te gebruiken. Dat is niets anders dan zeggen dat het hun software is die ons helpt om dat enorme potentieel aan informatie op een doeltreffende manier te ontsluiten. Het geheim? Zuivere wiskunde, algoritmes met de schoonheid van een bach-cantate. Maar zijn die systemen wel zo objectief als Google en Microsoft ons laten doen geloven? Zelf probeer ik af en toe wat te programmeren en ik vind het zowel intrigerend als griezelig om te zien hoe sommige geeks in een handomdraai kunnen manipuleren wat ik te zien krijg. Ze maken mijn leven een eenvoudiger, maar ze doen het in een taal die ik nauwelijks begrijp en op een manier die allesbehalve doorzichtig is.
Het valt ook op dat we het internet vaak gebruiken om de webstek van de klassieke mainstream-media te raadplegen. Nieuws nodig? Eerst surfen naar de sites van de nieuws-zenders, de kranten, gekende tijdschriften. En als er tijd over is nog snel eens iets uit het buitenland lezen. Nieuw? Nou ja, 't hangt er maar van af hoe je het bekijkt. Uiteindelijk kun je in die omstandigheden nog moeilijk spreken van een bevrijdende mediarevolutie. Stilaan wordt het dan ook duidelijk dat het internet zijn beloftes van ontvoogding en vrijheid niet heeft kunnen waarmaken. Daar is het volgens Lovink voor afgestraft, met je reinste "net cynicism" tot gevolg:
"Net cynicism no longer believes in cyberculture as an identity provider with related entrepreneurial hallucinations. It is constituted by cold enlightenment as a post-political condition and by confession described by Michel Foucault. People are taught that their liberation requires them to "tell the truth", to confess it to someone (a priest, psychoanalyst, or weblog), and this truth telling will somehow set them free." (Geert Lovink)
Hoe valt dat cynisme te rijmen met het hele web 2.0-gebeuren, met het idee dat de inhoud van het internet geleverd wordt door de gebruikers, door u en ik dus? Als we de web 2.0-profeten mogen geloven worden wij - de eindgebruikers - stilaan de voornaamste spelers. Vandaar dat Time Magazine in deze golf van user-generated content sites "YOU" heeft uitgeroepen tot Mens van het Jaar. Jij en ik zijn het die volgens Time betekenis geven aan dat grote onpersoonlijke web. Wij geven het met onze content, onze foto's, muziek, teksten, films, een doel, een reden van bestaan, zo lijkt het. "Dat is toch mooi?", hoor ik u denken. Waar zeurt Lovink dan over?
Een cynist is een bet(er)weter
Lovink zeurt niet. Eenvoudigweg omdat hij cynisme niet beschouwt als iets negatiefs. Een cynicus bij Lovink is - kort samengevat - iemand die beseft dat alles wat we hier hebben en claimen gebaseerd is op een constructie die relatief is. Alles wat we zien, is altijd gekleurd en daar kunnen we niet onderuit. De cynicus is zich daar pijnlijk goed van bewust. Voor zijn interpretatie van het cynisme baseert Lovink zich op de geschriften van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk. Lovink spreekt bij monde van Sloterdijk over "enlightened with false consciousness". De cynicus beseft waar hij mee bezig is, maar weet net zogoed dat het hem aan de middelen ontbreekt om zich daartegen te verzetten. De realiteit is onontkoombaar en dwingt hem om verder te prutsen met wat hij ter beschikking heeft. Objectiviteit is een fictie, en we zullen nooit kunnen ontsnappen aan de fictie van ons eigen leven.
Alles van waarde
Objectiviteit mag voor de cynicus een fictie zijn, maar het was het postmodernisme dat aan het einde van de vorige eeuw de absolute waarheid definitief failliet heeft verklaard. Waarheden zijn relatief geworden. Ze gelden enkel in een bepaalde context. Die uitgangspositie betekent een enorme vrijheid, want niemand die je nog kan voorschrijven hoe je zin moet geven aan je leven. Geen godsdienstsprookjes meer. "L'homme doit créer sa propre essence", aldus J.P. Sartre, grondlegger van het existentialisme.
Die vrijheid gaat voor veel mensen gepaard met een gigantische angstreflex. Als de waarheid vogelvrij verklaard is, moet dat leiden tot wetteloosheid, chaos en vernietiging. Iets theoretischer geformuleerd: als alles een relatieve constructie is, dan heb je geen argumenten meer om een waarheid te staven of te verwerpen, meer nog, het begrip waarheid is volstrekt zinloos geworden. Zo zet je meteen de deur open voor een complete devaluatie van iedere vorm van betekenis. Betekenis is gestoeld op referenties, verwijzingen, op een wederzijds herkenbaar verschil. Betekenis ontstaat in een kader, bestaat enkel bij gratie van afspraken, of - bij gratie van iets wat je jezelf wijsmaakt. Als je bedenkt dat cultuur net het geven van betekenis is, het maken van een fijnmazige structuur van afspraken, dan begrijp je ook waar die angst voor het volledige verval vandaan komt. Alles van waarde is weerloos? Daar zeg je wat.
Speel, en je zal gezond worden
Maar we moeten niet wanhopen.
"Italian theorist Paulo Virno provides clues to how we could use the term cynicism in a non-derogative manner. Virno sees cynicism as connected to the 'chronic instability of forms of life and linguistic games'. At the base of contemporary cynicism Virno sees the fact that men and women first experience rules, far more often than "facts", and far earlier than they experience concrete events. Virno: 'But to experience rules directly means also to recognize their conventionality and groundlessness. Thus, one is no longer immersed in a predefined "game", participating therein with true allegiance. Instead, one catches a glimpse of oneself in individual 'games' which are destitute of all seriousness and obviousness, having become nothing more than a place for immediate self-affirmation – a self-affirmation which is all the more brutal and arrogant, in short, cynical, the more it draws upon, without illusions but with perfect momentary allegiance, those same rules which characterize conventionality and mutability.'" (Geert Lovink)
Het is een beetje als met nieuwjaar vieren. Eens je beseft dat het louter een afspraak is van een groep mensen om net op dat ogenblik een nieuw jaar te laten beginnen, kun je evengoed nieuwjaar afschaffen. Want waarom niet nieuwjaar vieren op 21 maart, bij het begin van de lente? Niemand die je tegenhoudt. Het is dit besef dat je, zoals Virno het zo mooi verwoordt, brutaal terugwerpt op jezelf. En het enige wat je dan nog kunt doen, is spelen in de allergrootste vrijheid.
Een dialoog met je eigen echo
Hoe zit het dan met de bloggers? Welke rol spelen zij in dat radicaal nieuwe vrijheidsverhaal dat werd ingeluid door het postmodernisme? Bloggen is een poging om jezelf gestalte te geven buiten jezelf om. Je wil, in die grote vrije wereld opnieuw een rol van betekenis spelen. Wie blogt, bouwt zijn eigen betekeniswereld op door als het ware een gesprek aan te gaan met je echo. Je schrijft je eigen gevoelens en ervaringen achterna en creëert zo een narcistische betekeniswereld waarvan je hoopt dat een ander er zich in herkent en er al dan niet in thuis voelt. Mensen scheppen er plezier in om zich te nestelen in andere netwerkjes, om al dan niet peer-netwerken uit te bouwen. Dat zijn losse sociale demografieën die ontstaan doordat je mensen vindt die met dezelfde dingen bezig zijn als jou en wiens sites je aanbeveelt aan vrienden door middel van links of andere speciale peersites als Digg. Hoe meer lezers en links, hoe groter je ego, hoe groter je ik dankzij het netwerk "wij".
Het ontstaan van die netwerken gebeurt ogenschijnlijk op een natuurlijke manier. Web 2.0, dat volledig ingevuld is met gebruikersecho's zou in theorie volledig zelfregulerend moeten zijn. Jij bepaalt als gebruiker immers zelf welke content je leuk vindt en naar wie je wilt linken. Anders gezegd: jij bepaalt zelf wiens internetego je groter maakt en wie niet, aan wie je betekenis toekent en aan wie niet.
Lovink verwijst in zijn essay Wikipedia, een project dat uitgaat van de premisse dat gebruikers wel degelijk in staat zijn om betekenisvolle en dus ook waardevolle informatie te organiseren in een encyclopedisch netwerk. Iedereen kan weten en bekwaam selecteren, dus iedereen is een potentiële medewerker. De ontwerpers van de internetencyclopedie gaan er prat op dat het systeem zelfregulerend is. Gebruikers kunnen artikels van andere gebruikers ammenderen en zo de integriteit van een gebruiker bepalen. Gooit iemand te veel rotzooi op de site, dan wordt mag die een titel van expert wel vergeten en wordt die persoon uit het netwerk geweerd.
Niet voor doetjes
Of het systeem ook menslievend is, valt te betwijfelen. Iemand die op wikipedia - of in eender welk ander (peer-)netwerk - voortdurend de grootste onzin verkoopt, wordt op den duur genadeloos bedolven onder de eindeloze tsunami van nieuwe informatie die het web overspoelt. Of neem nu dat je door omstandigheden je site niet regelmatig meer kunt bijhouden. Referenties verdwijnen, de bezoekersaantallen gaan achteruit, je google-ranking daalt en in geen tijd ben je opnieuw een nobody. Als je niet oplet wordt je zorgvuldig georganiseerde tekensysteem platgewalst en vermalen onder een geweldige massa van andere tekens.
Die kwetsbaarheid van het individu is meteen ook zijn sterkte. De blogosfeer - en bij uitbreiding het hele internet - is een universum waar alles kan gepubliceerd worden op eender welk moment. Een groot deel daarvan wordt bovendien ook voor lange tijd gearchiveerd. Dat maakt het moeilijk om eenzijdig autoriteit te claimen, om één waarheid voorstellen als als dé waarheid. Zoiets impliceert dat je een andere visie onmogelijk acht en dat je het onmogelijk maakt voor anderen om een andere mening te uiten of om ergens een andere betekenis aan toe te kennen. Dankzij de omvang van de blogosphere is zoiets nagenoeg uitgesloten. Je vindt altijd ergens wel het bewijs van het tegendeel.
"We're operating in a post-deconstruction world in which blogs offer a never-ending stream of confessions, a cosmos of micro-opinions attempting to interpret events beyond the well-known twentieth-century categories. The nihilist impulse emerges as a response to the increasing levels of complexity within interconnected topics. There is little to say if all occurrences can be explained through post-colonialism, class analysis, and gender perspectives. However, blogging arises against this kind of political analysis, through which a lot can no longer be said." (Geert Lovink)
Het lijkt positief, maar toch heeft het iets pervers. Bloggers houden een aan het desastreuze grenzende vorm van vrijheid in stand. Tegelijkertijd zijn zij het ook die onophoudelijk een niet te overziene berg betekenisafval creëren waar zelfs de meest optimistische voorvechter van gesorteerde afvalophaling een depressie aan overhoudt. Bovendien zijn we voor het gebruik van het internet opnieuw afhankelijk geworden van andere autoriteiten en proberen we steevast te achterhalen hoe we ons internetego kunnen beschermen tegen die gigantische golf informatie.
Bloggers, strandjutters en narren
Het bloggeruniversum zoals het hier beschreven staat, vertoont gelijkenissen met het mensbeeld van de Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans. Die zag de mens als een strandjutter, als iemand die de vloedlijn afschuimt om lukraak aangespoelde herinneringen en andere zaken te sprokkelen. Die schikken we dan naar eigen goeddunken en volgens een volstrekt ridicuul systeem in het museum van ons geheugen. De ontieglijke complexiteit van al die schijnbaar willekeurige systemen is voor Hermans onoverkomelijk. Zijn mens was dan ook een nietige prutser, iemand die telkens moest zien te overleven in een wereld die meer weg had van een eindeloze maskerade dan van een plek waar ongekende mogelijkheden in het verschiet lagen. Hermans nam zijn toevlucht tot een met ironie doorspekte vorm van cynisme. Het was het enige alternatief om - behalve stompzinnig - niet gek te worden en ten onder te gaan aan de verwoestend vitalistische kracht van de chaos. Alsof de wereld ontstaan is uit de bulderlach van een nar.
Een kanker waar je vrolijk van wordt?
Ook bloggen heeft iets decadents. Het fenomeen lijkt op kanker, een vorm van ongecontroleerde celgroei die het organisme waarin die celgroei zich voordoet doodt. De kanker is op de keeper beschouwd een vorm van leven, onbegrensd en wild. Haar desastreuze kracht bevestigt tegelijkertijd het sublieme evenwicht van ons hele organisme. Vanuit die redenering zou je kanker op een bijna perverse manier kunnen toejuichen.
Vraagt Lovink domweg om het nihilistische fenomeen van de blogosphere zomaar toe te juichen? Neen. Waar Lovink voor pleit, is dat we het verschijnsel vanuit cultuurfilosofisch hoek naar waarde schatten, dat we het integreren in een groter verhaal waarmee we zowel de blogosphere als het moderne cynisme en nihilisme kunnen duiden. Hebben we dat eenmaal goed begrepen, dan wordt het gemakkelijker om na te gaan welke voordelen, welke waarde en welke inzichten we nog kunnen ontdekken in de weerschijn van het schijnbaar massieve en onontwarbare Niets waar de blogosphere voor staat.
The Unreasonable Lightness of Being
Concrete antwoorden voor die uitdaging heeft Lovink nog niet, maar hij laat niet na om aan het einde van zijn stuk een merkwaardige suggestie te doen:
"Isn't the document that stands out the one that is not embedded in existing contexts? Doesn't the truthness lie in the unlinkable?" (Geert Lovink)
Met die uitspraak zit Lovink op één lijn met discours van de Franse filosoof Michel Foucault. In zijn ietwat tendentieuze werk over de waanzin "Folie et déraison: Historie de la folie à l'âge classique" heeft Foucault het namelijk over Unreason. Die Unreason is "Reason dazzled", reason, verblind door onze ervaring, door onze vooroordelen, onze voor- en veronderstellingen:
"Dazzlement is night in broad daylight, the darkness that rules at the very heart of what is excessive in light's radiance. Dazzled reason opens its eyes upon the sun and sees nothing, that is, does not see; in dazzlement, the recession of objects toward the depths of night has as an immediate correlative the suppression of vision itself; at the moment when it sees objects disappear into the secret night of light, sight sees itself in the moment of its disappearance." (Michel Foucault)
De manier waarop Foucault die Unreason beschrijft, doet denken aan "the unlinkable" bij Lovink. Unreason - dat wat nog niet beredeneerd werd - is het voortdurend terugdeinzen. Op het moment dat je het ziet, op het moment dat je het kunt aanschouwen, is het domein van de rede uitgebreid, maar is de Unreason alweer verder opgeschoven. Het is een domein dat ons afschrikt en tegelijkertijd intrigeert. Zo zijn Vlaamse politici tegenwoordig geobsedeerd door creativiteit. Iets wat zij vereenzelvigen met de gedachte dat we ruimte moeten creëren voor mensen die als pioniers een deeltje van de Unreason veroveren. Want zij hebben de toekomst in pacht. Zij zijn de doorsnee mens een stap voor. "Does truthness lie in the unlinkable?". Daar lijkt het toch op.
Onredelijke waanzin of genialiteit?
Dat Unreason-pioniers een beschermd statuut genieten, is niet vanzelfsprekend. Foucault beschrijft in zijn boek nauwkeurig hoe mensen vanaf de Middeleeuwen uit de samenleving werden geweerd als ze onredelijke dingen uitkraamden. Je werd voor gek versleten, genegeerd, verbannen, geïnterneerd of in het ergste geval gedood. Maar ondanks alles blijft die Unreason zich manifesteren. Al is het maar in het besef van de schertsvertoning die we kennen als de ondraaglijke lichtheid van ons bestaan.
Wat de Unreason is voor Foucault is het cynisme voor Lovink en Virno. Onze rede voert haar meest vernuftige kunstjes op en wordt tegelijkertijd ontmaskerd waar we bijstaan. Hoe moeten we met dit monster omgaan dat net aan de menselijke rede ontsproten is? Is er een alternatief voor het cynisme en nihilisme dat de blogosfeer vertegenwoordigt?
Doe jezelf een lol, blog voor je sterft
Misschien ligt het antwoord in een nieuw soort speels pragmatisme. Niets verplicht ons om daarbij de rede overboord te gooien. We kunnen rustig betekenisvolle structuren blijven opbouwen, ze doelbewust hanteren en bewonen. En waarom ook niet de vernuftige structuur of de eenvoud van die rede-werelden als waarde gebruiken om een waarheid als dominant naar voren te schuiven? Waarom niet de retoriek en de logica blijven hanteren om iets te realiseren? Het kan, zolang er maar ruimte is voor spielerei, voor absoluut vrijblijvend gefreewheel.
Anders dan bij het cynisme ben je als speels pragmaticus niet geobsedeerd door de gedachte dat je als mens gedoemd bent om te falen. Leven is geen last meer, geen sysifus-marteling, geen voortdurende reïncarnatie van de eeuwige mislukking. Het blijft een eeuwige mislukking blijft omdat we sterven, maar het de spelende pragmaticus weet dat het belangrijkste de dingen zijn die we realiseren op weg naar de voltrekking van die mislukking. Meer nog, het is de weg die we beschrijven met ons bestaan die het belangrijkste is. En de zin voor het spelen laat ons toe om het ingesleten karrespoor van de cynische rede te verlaten en van het pad af te wijken. De nieuwe pragmaticus houdt zijn blik niet gericht op dat ene eindpunt, maar kijkt hedonistisch om zich heen, en weet nieuwe zaken te ontdekken en te waarderen.
Dreigt bij al dat spelen dan niet het gevaar dat we vervallen in een betekenisloze en waardeloze wereld, zonder cultuur en zonder ethiek? Dat kan. Wil je die mogelijkheid uitsluiten, dan kom je al snel in een wereld terecht waar rigide structuren en denkpatronen het hoogste goed zijn en in onredelijke mate worden verdedigd. Dergelijke regimes hebben bijna altijd geleid tot een spectaculaire vooruitgang om vervolgens uit te monden in enorme gruwel. Vandaar dat het belangrijk is om een speelruimte te vrijwaren. De impact van die ruimte is niet vrijblijvend. Ze moet kunnen wegen op de bestaande opvattingen en structuren zonder zelf allesoverheersend te worden. En voorlopig lijkt het erop dat de blogosphere en het internet deze speelruimte voor de nieuwe homo ludens al bij al nog goed vrijwaren.
info:
Geert Lovink: Blogging, the nihilist impulse
Paulo Virno: A Grammar of Multitude
Michel Foucault: Madness and Civilisation
State of the blogosphere
Digg.com
Hey Arne,
BeantwoordenVerwijderenErg interessante analyse van de vermelde filosofen en hun werken. Ik heb het met belangstelling gelezen, waarvoor dank. Ik ben zelf een fervent blogger en ga er al jaren prat op dat ik een cynicus ben. Het is voor veel mensen zeer moeilijk te begrijpen dat daar iets positiefs in zou kunnen zitten, maar ik ben blij om te lezen dat alvast iemand 'kritiek van de cynische rede' kent, want zelfs onder mijn ex-studiegenoten van de filosofie is dat niet vanzelfspreken. Lees ook zeker 'cynismen' van Onfray als je er kans toeziet en tijd voor hebt. Hij biedt een interessant perspectief op de praktische levensfilosofie die het cynisme kan zijn.
Nu je laatste paragraaf lijkt me gewoon een kwestie van perspectief te zijn. Het pragmatisme van een man als William James kan zeer aanlokkelijk zijn. Je kiest dan zelf je levensbeschouwing zoals ze het meeste voordelen oplevert, en over al die dingen viel volgens James te discussiëren en te debatteren. Maar zo'n constructieve houding hangt vooral af van je persoonlijke dispositie. Met andere woorden, als je nu eenmaal een pessimistische natuur hebt zal het je niet lukken om zo'n vrijblijvend pragmatisme te bereiken. Ook Nietzsche zag al in dat het een ondraagbare last was voor een mens om een consequente nihilist te zijn, en er zou een soort van Übermensch voor nodig zijn, helaas ook één van de meest misbegrepen begrippen uit de geschiedenis van de wijsbegeerte.
Nu ja, ik wil hier niet te hard doordrammen. Leuke analyse zoals ik zei, en jammer dat je niet wat meer respons hebt gekregen. Maar dat is ook eigen aan de blogosfeer, er wordt niet meer gelezen en langere teksten zonder plaatjes of video worden vaak sowieso geskipt.
Groet
Frank