“Hebt u behoefte aan cultuur? Of hebde gij soms goesting om ne keer naar de cinema te gaan?”

Hebt u behoefte aan cultuur? De vraag houdt meteen een drempel in. Kijk, het begrip cultuur is een abstract begrip dat de doorsnee cultuurgebruiker niet in de mond neemt. Het is alsof je een mens vraagt: nuttigt u soms voeding? Of neemt u soms alcoholisch vocht tot zich?

De drempel die je wilt blootleggen is geen drempel waar je je argeloze slachtoffer overheen wilt helpen. Het is de drempel waar je zelf van af wilt. Het is de impliciet verdoken hunker naar bevestiging dat datgene waar jij mee bezig bent, waar jij je tot aangetrokken voelt, dat dat normaal is. En dus vragen we het even aan Jan Modaal en Mieke Middelmaat. Wie dat ook mogen zijn. Of zij ons in ons geloof willen bevestigen.

Ik word zo langzamerhand moe van al die drempelkruistochten. Ofwel moet de cultuur gesloopt, ofwel krijg je een hele hoop mensen die pleiten voor de erkenning van de hoogcultuur en voor haar uitzonderingsstatus. Mijn god, waar zijn we mee bezig?


In plaats van zo hardnekkig te proberen om de drempels van allerhande – zogenaamd moeilijkere – cultuuruitingen te slopen, of beter, van iedereen over die drempels heen te hijsen of te lokken, zouden we beter onze energie steken in het waarderen van wat gemakshalve als populaire cultuur versleten wordt. En wat met de andere gemakshelft ook gezien wordt als drempelloze cultuur.

Want net die veronderstelling getuigt van een schrijnend gebrek aan kennis en openheid, een openheid en kennisrijkdom die we paradoxaal genoeg toeschrijven aan de door drempels omgeven culturele wereld waar we ons zo graag in wanen.

Van cultuur veronderstellen we graag dat het iets is waar je wat moeite voor moet doen. In sé gaat het zelfs zo ver dat we hier in Vlaanderen ten aanzien van cultuur een nogal sadomasochistische neiging ontwikkeld hebben. Cultuur, dat is leute maken én afzien tegelijkertijd. ’t Mag bijgod niet simpel zijn. Een mens moet ten slotte voelen dat hij leeft, nietwaar?

Wees gerust, op zowat alle uitingen van populaire, drempelloze cultuur, kun je als je wat moeite wilt doen ook behoorlijk je hoofd breken. Alleen veronderstellen we nogal makkelijk van niet omdat we dat eenvoudigweg niet doen. Een soap nodigt niet uit tot nadenken. Een geweldadig computerspel al evenmin. Verstand op nul. Onderuitzakken en spelen en kijken maar.

Het probleem met al dat drempelgedoe is dat je nogal gemakkelijk de wereld indeelt in wat drempels heeft en wat niet, in wie drempels overschrijdt en wie niet. Erg zinvol lijkt me die onderverdeling niet. Waarom? Omdat ze zelfkritiek in de weg staat.

Want wat als dat moeilijke stuk nu eens echt een kutstuk is? Of dat schilderij een aartslelijk en compleet idioot ding? Of wat als dat stompzinnige moordspel je nu eens leert om alternatieve oplossingen te bedenken? Of om met iets als chaos om te gaan? Zou je het allemaal nog kunnen overzien? Zou je daar nog eerlijk kunnen op antwoorden?

Die drempels bieden je een schijnzekerheid. Dat het daar, aan de overkant, op de dijken, beter vertoeven is. Fuck you. Geef mij dan maar een wereld die af en toe blank staat. En waar ik godverdomme moet leren zwemmen. Er is daarboven toch geen plaats voor ons allemaal. En het idee dat er enkelen onder ons gered moeten worden? Nee dank u.

Onze bekeringsdrift is te wijten aan een vreemdsoortig schuldgevoel. Dat wij dat mogen meemaken. Zoiets schoons, dat moeten we toch wereldkundig maken die ervaring, dat meer-mens-zijn? Zalig zijn de armen van geest. Alsof de wereld dreigt verzwolgen te worden in plebeïsche nutteloosheid en we zo veel mogelijk zieltjes op het droge moeten krijgen.

Tegelijkertijd willen we dat zo veel mogelijk mensen tot het inzicht komen dat het goed is wat er in die cultuurtempels gebeurt. Dat het goed is dat we die kunstwerken bewaren en adoreren. Dat we zulke ‘rare’ toestanden tollereren. (Wat als dat nu eens allemaal volstrekt onnozel en gevaarlijk blijkt te zijn?) Omdat we het zelf nooit met zekerheid kunnen zeggen – we doen een beroep op geschiedenis, op grootsprekers, op critici, op marktmechanismen, je zegt het maar – blijven we achter de grote massa jagen in de ijdele hoop dat ze de inspanning van onze queeste zou belonen met haar volmondige inzicht.

Waarom toch? Omdat we mensen zijn? Omdat het onze natuur is dat we, al is het maar voor even, toch ergens willen bijhoren? En dan liefst bij de grootste, de sterkste, de belangrijkste, de slimste, de beste groep?

Het bekeringsdenken dat onze cultuur zo eigen is, moet stilaan plaats maken voor een cultuur van inspiratie. Dat inspireren werkt in alle richtingen. En er is geen ‘moeten’ meer aan zoals we dat nu kennen. Vanaf nu wordt iedere beweging verrijking. En daar ligt de grootste drempel van eender welke cultuur. Dat ze beweging fnuikt. Dat ze niet in beweging komt, niet in beweging zet. Dat heeft niets te maken met hoge dijken, steile trappen of diepe kloven. Dat heeft te maken met de behaaglijkheid die je bestaande leefwereld je biedt. Een illusie? Wie zal het zeggen...

Inspireren is infiltreren. Is je nestelen in de omgeving van je tegenspelers en hen in echte guerrillastijl aan het schrikken brengen. Inspireren is zelfs het saaiste bloemetjesbehang plotseling tot bloei brengen in een wereld waar dat per definitie onmogelijk is. Cultuur is de ander ontdekken in de wereld die jou zo vertrouwd is. Heb je daar grote kunst en bezoeken aan kunsttempels voor nodig? Of kan Jean-Claude Van Damme net zo goed wat Jan Fabre doet? Misschien wel, wie weet.

Cultuur is betekenis. Cultuur is altijd de ander leren kennen. Cultuur is mensen de goesting geven om die ander te leren kennen. Of nog: cultuur is onder ogen zien wat het betekent om met een ander samen te leven. Kijk eens om je heen. En je zult het vanzelf wel merken. De rest van de wereld begint altijd buiten jezelf.

Dit stuk kwam er n.a.v. deze column van Chris Van Camp

Reacties