dus je wil weten waar ik was?
dus je wil weten waar ik was? terwijl je het vraagt neem je een kopje bij het oortje en slaat het stuk op het schoteltje. je wijst in mijn richting, het oortje nog rond je vinger. een huwelijk is gauw gesloten. een ongeluk al even snel gebeurd. zwarte tranen verzamelen zich rond de voet van het verminkte aardewerk. andersvalide, kop met beperking. wat zou het? alles heeft betekenis.
ik wacht niet op je antwoord om je tegen te spreken, begin de openingsdans alvast op mijn eentje met een mars in vier, struikel pardoes over een wals – in drie, uiteraard – en val trappelend in een duizelingwekkende tweetellen harteklop hals over kop tegen de tafel op. waar was je gisteren tussen vijf voor en twaalf?
schrijf je vraag nou even op, raad ik haar aan. toe maar, pen hem neer in een dagboek dat je binnen twintig jaar terugvindt op de zolder waar je de kleren bewaart waarmee je je heldendaden staaft tegenover het zesjarige meisje met haar vlashaarvlechtjes en bloemetjesjurk – alles aan haar is lente – dat je vraagt: “mama waarom leven wij”? terwijl ze eigenlijk bedoelt: “waar zijn nu die kleren die oma voor jouw pop had gemaakt?” je hebt ze net gevonden. maar van het stiksel blijft niets meer over.
lieve schat. er is niets dat ik kan zeggen om het kopje te herstellen. niets dat de koffie voor de kilte en het afvoergaatje behoedt. je huilt en zegt zie je wel ik wist het ik wist het ik wist het. je adem ruikt nog naar sigaretten van gisteren. ik mis de rook die het tasten draaglijk maakt, het strompelgeluk en de dronkemansgebaren een choreografie, troost voor onbeholpen meerwaardezoekers.
ontsnappen is al sinds jaar en dag niet meer mogelijk. ik verzin dan maar een uitweg. ter plekke. het is tien voor. er zit een scheur in het behang, net onder een bloemknop die al vijftig jaar niet van verwelken weet. de spits van de bezoekende ploeg vindt een opening in de verdediging en scoort. een kantelmoment in een belangrijke wedstrijd. de stem van de commentator slaat over. varkensblaas die over krijtlijn rolt. tweeënveertigduizend mensen in extase. onze waterschildpad haalt voor de tienduizendste keer adem. en ik denk aan de laatste ademhaling van de passagiers van het tweede vliegtuig net voor het zich in de tweelingtoren boort.
dan, fluister ik in haar oor, ben ik zoek geraakt. bel me als je me gevonden hebt.
toevallig schreef ik begin deze week de volgende aanzet in een notitieboekje:
BeantwoordenVerwijderenZe zagen elkaar voor het laatst door de ogen van een sater. Geslachtloos schepsel met gevoel voor variatie. In kleur, zoals het wit van de strandtas die ze als een minnaar tussen haar borsten drapeert en op haar heupen laat rusten. In beeld, zoals de buste die hij als een blinde beeldhouwer in gedachten haalt terwijl hij nadenkt over concept. In taal, zoals ja of nee waar meer nuance vereist is. In plaats, zoals waar woorden worden gelegd. En in vorm, zoals waarom.
daarna las ik jouw tekst.
daar zaten we even in dezelfde richting te denken.
blij nog eens iets van jou te lezen.
groet,
s
hey sven. dank je voor het compliment. laat je me lezen wat er uiteindelijk voortvloeit uit die aanzet, jouw eigen verzonnen uitweg?
BeantwoordenVerwijderenarne.
Wil je weten waar ik was?
BeantwoordenVerwijderenEnergie en ongeduld
Aan de trappen van de beurs, Chinezen en japanners
Zij zien het, zij zien het ook, maar ze weten niet voor wie, net als ik
Kijken ze uit, zenuwachtig en verlangend naar
Hulpeloosheid
Is hij het, hij lacht, kijkt enkel naar mij,
De chinezen weten het, ze weten het sneller dan ik
ja, ’t is hij
Een vlugge kus, een tinteling,
een intermezzo met de allure van een prelude
gepassioneerd, rechtuit, ongegeneerd, helderbruine ogen en bier
dit kan niet
echt zijn
geen woord te veel en toch spaart hij ze niet
ik weet nu al wat wij morgen gaan doen
maar weet nog niet
dat een badkamer voor de helft gevuld met vrouwenspullen is
als een naald die een langspeelplaat als het scherpste mes doorklieft
hallo wat-zou-het, ben jij gegroeid sinds eyes wide shut? Ik wel