Amor amorf
Ik ben een kever
Maar dan omgekeerd
Met mijn pantser diep vanbinnen
En mijn zenuwstelsel
Naar buiten gekeerd.
Zo houden beiden
De rest van mijn lichaam
Gevangen terwijl alles me meer
Dan me lief is
Deert.
Ik ben een mens
Maar dan binnenstebuiten gekeerd
Met een lijf dat mijn huid omarmt
Die diep van binnen ligt gedrapeerd
Over mijn los gezongen beenderen
Zo houdt wat noodwendig uitwendig is
Mij overeind, ogenschijnlijk beheerst,
Maar meer krampachtig dan machtig
Terwijl het leven
Me ongenadig van buiten verteert.
Ik ben een rots
Maar dan vanbinnen verweerd
Door koude adem, schurende hartstocht
En een niet aflatende storm
Van striemende indrukken
Gegroefd, gegriefd, gegraveerd
Poreus tot op het bot
Niet wetend waarheen
Met alle kracht
Gebald, geprangd
In een ongemakkelijk evenwicht
Tussen exploderen en imploderen
Gemanoeuvreerd.
Ik ben een rivier
Als een zee
Om het land gemeerd
Met aan de buitenkant
Haar binnenland
En aan de binnenkant
Het zelfde land maar dan buitenlandig
Ben ik geweerd
En omarmd
Gewenst
En afgeweerd
Geen oever die mij houden kan
Geen zwaartekracht die mij beheerst
Ik stroom, ik stol, ik stijg op tot wolk
Ik lig stil, ik golf, ik kolk
Ik geef, ik neem, ik sla, ik streel,
Ik voel alles, ik negeer.
Ik ben een kever, een mens, een rots, een rivier. Maar bovenal ben ik veel,
Veel minder dan dat en ook zo veel,
Zo veel meer.
Reacties
Een reactie posten