[Kritiek - Poëziekritiek] Wie ik ben: (1) een dansende krijger

Dansende krijger

Iemand schreef ooit: "Je bent een dansende krijger. Hou de rug recht en het hoofd koel."
Beter had ik het niet kunnen zeggen.

Je hebt het voor het grootste deel bij het rechte eind. Ere wie ere toekomt. Scherpe blik, goed oor en vooral geduld.

Het schrijven over schrijvers uit onzekerheid? Vast wel. M'n scriptie was zwaar gelardeerd met voetnoten en m'n eerste recensies / essays lardeerde ik met citaten. Vorig jaar heb ik, onder redactie van enkele vrienden, een recensie geschreven over de theaterbewerking van Bezonken Rood (in een regie van Guy Cassiers). Het essay had een drietal citaten / externe verwijzingen als uitgangspunt. Eén ervan (die naar Susan Sontag) is er uiteindelijk uitgeschreven, een ander (naar Hercules) is gereduceerd. Alleen Kurosawa is overeind gebleven. In het zoeken naar de juiste vorm van dat stuk, heb ik mijn eigen stem gevonden.

Als je de commentaren leest - je volgt het blijkbaar al een tijdje - zal je zien dat de namen stelselmatig verminderen, dat letterlijke citaten geparafraseerd worden, dat ik er stilaan in slaag om me die ideeën toe te eigenen. Het heeft zeker en vast te maken met onzekerheid, maar evengoed met respect. Wat Badiou formuleert, wat Foucault formuleert, wat Adorno schrijft, dat kan ik niet in één twee drie navertellen.

Een voorbeeldje: ik heb het boek The history of Madness van Foucault een jaar geleden gelezen ter voorbereiding op een lessenreeks in februari en maart. Tijdens de voorbereiding van de lessen en tijdens de lessen zelf begon ik pas echt een idee te krijgen waar het bij Foucault om te doen was. Ondertussen had ik de tekst (het slothoofdstuk uit het boek) al verschillende keren gelezen en verteld/vertaald voor de studenten.

Tijdens het mondelinge examen heb ik zo'n 30 parafrases gehoord van de tekst. Niet allemaal even sterk, meer wel waardevol. En pas nu heb ik het gevoel dat ik datgene waar Foucault over schrijft in mijn eigen woorden kan becommentariëren.

Het gevoel van respect tegenover de genoemde auteurs is groot, omdat ze een onverwachte en intrigerende stem zijn in de dialoog in mijn hoofd, de dialoog waar Samuel Vriezen het op De Contrabas over heeft gehad. Ja die, wanneer twee teksten die je na elkaar gelezen hebt met elkaar aan het kletsen slaan.

Ik heb me dikwijls afgevraagd of al dat citeren geen onvermijdelijke noodzaak was. Of je nog teksten kon schrijven zonder postmodern aan het verwijzen en citeren te slaan. Samen met Foucault heb ik me afgevraagd of de auteur nog bestond.

Het zijn altijd maar vragen...

Tijdens een discussie enkele jaren geleden heb ik ooit geopperd dat mensen (toen: critici) niets anders te doen stond dan te proberen iets te begrijpen en dat het ultieme begrijpen ergens op oneindig lag. Ons hele leven is als twee evenwijdige rechten die snijden op dat ene punt, ons hele leven bestaat uit het afleggen van een traject naar oneindig. Niet omwille van dat punt, maar omwille van het traject. Ik hou van dat traject, van dat naïeve proberen.


--
Posted by Arne S. to Kritiek - Poëziekritiek at 6/21/2006 07:31:25 AM

Reacties